Verhalenverteller

De man zat in elkaar gedoken aan tafel. In zijn hand hield hij een gebroken horloge geklemd. Wezenloos keek hij voor zich uit alsof de wereld niet meer bestond.

Aan de andere kant van de tafel keek Jeroen Bartels op van zijn papieren. Het was rustig in de oude bibliotheek. Gedempt licht filterde de atmosfeer en kleurde de ruimte in geel- en roodbruine tinten. Het rook er naar boeken, oude en veelgelezen, nieuwe waar de inkt nog bijna vanaf droop. Boeken met een schat aan geschiedenissen en verhalen, wachtend op een gretige lezer. Ergens tikte een klok.

Bartels keek opzij naar de man. Hij intrigeerde hem. Hoe oud zou hij zijn en wat deed hij hier, vroeg hij zich af. Even aarzelde hij, maar toen haalde hij zijn schouders op alsof hij iets van zich af wilde schudden. Hij las verder in het voor hem liggende dikke wetboek, zijn laptop ernaast voor het noteren van belangrijke gegevens.

Even later keek hij weer op. Er was iets met die man. Hij wist het zeker. De trieste houding  met de verloren blik raakten hem. Hij schudde zijn hoofd. Nee, hij kon zich maar beter verdiepen in de stukken voor hem.
Weer werd zijn aandacht getrokken. Hoe tegengesteld was de serene rust van deze omgeving met de schichtige houding van deze man.

Bartels zette alle aarzelingen opzij, klapte boek en laptop dicht en liep met zachte maar zekere tred naar de andere kant van de tafel. De man keek verbaasd naar hem op maar zei niets. Bartels boog zich naar hem toe. De man deinsde terug in zijn stoel tot de rugleuning hem tegenhield.
“U moet niet schrikken” zei Bartels met gedempte stem. “Ik ben Jeroen Bartels. Ik snap zelf niet goed waarom ik op u afstap, maar ik vroeg me af of ik ergens mee kan helpen.”

De man keek hem aarzelend aan. Zijn gezicht weerspiegelde een vragenspel over wat te doen. Even leek het alsof hij verder in elkaar dook, maar ineens rechtte hij zijn rug. Hij pakte de uitgestoken hand met zijn beide handen vast.
“Ik ben Shehan Akhbar Hussein. Mijn verontschuldigingen. Gaat u toch zitten” en hij wees met een uitnodigend gebaar naar een stoel naast hem. “Ik weet niet waarom, maar mijn hart zegt dat ik u kan vertrouwen. Mijn verstand zegt dat ik gek ben en dat ik dat vooral niet moet doen. Ik waag het er op. Wat heb ik nog te verliezen. Al jaren ben ik op de vlucht en ik ben zo moe. Hier, in deze ruimte, rust ik even uit en dwaal ik even terug naar de tijd toen alles nog goed was.”
Terwijl hij dit zei, viel het horloge op de grond. “Ach”, zei hij met een bijna verontschuldigend gebaar, terwijl hij het behoedzaam opraapte. “Dit was ooit het horloge van mijn vader. Het is het laatste wat ik nog heb van mijn familie, van mijn land, Iran. Ooit was ik er een gevierd acteur. De ster van Teheran. Ik speelde in alle grote films, met de mooiste vrouwen uit mijn land. Vertelde met mijn films de prachtigste verhalen. Toen kwam de oorlog en ineens was ik een gevaar voor de regering. Ik moest vluchten en onderweg ben ik duizend doden gestorven. Mijn leven was als een trots bouwwerk, nu is het een grote ruïne. De fundamenten staan er nog, maar de rest is afgebroken, kapotgeschoten, vernield. Het zal nooit meer herbouwd worden. Ik heb er de liefde en de energie niet meer voor. En hier, in uw land, dit vrije land, mag ik niet blijven, verzuchtte hij”. Mijn leven is voorbij.

Bartels wist niet wat te zeggen. Hij voelde zich vreemd. Wat kon hij doen? Ineens liep hij terug naar zijn stoel en pakte de plastic tas die ernaast stond. “Hier, voor u.”
Verbaasd pakte Shehan Akhbar Hussein de tas aan en zag dat er een palmboompje in zat.
“U raakt me” zei Bartels. “Ik wil u helpen, mag ik dat, u helpen? Ik heb dit palmpje vanochtend gekocht zonder goed te weten waarom. Ik heb geen groene vingers, weet niets van palmbomen af en heb een tuin waar zo’n boom niet eens in past. Toch kon ik het niet laten staan, ik moest het kopen. Nu ik u heb ontmoet, snap ik het ineens en zie ik het als een teken van het leven dat ons een richting wijst.
Ik ben advocaat, gespecialiseerd in asielzaken, u bent nog jong genoeg en hebt nog een heel leven voor u, ja, ook in dit mooie land. Het zou me een eer zijn u te mogen helpen op weg naar een vrij leven hier. Geef de moed nog niet op en terwijl ik uw zaak uitzoek, helpt u me met de zorg voor dit palmboompje, zodat u later in de schaduw van zijn bladerdak uw schat aan belevenissen in mooie verhalen aan iedereen die het horen wil kan vertellen. Ik weet zeker dat u de allerbeste verhalenverteller wordt en dat mensen zullen weten hoe mooi uw land was.”
Bartels wees naar het kapotte horloge. ”De tijd heeft al te lang stil gestaan en uw laatste uur heeft helemaal nog niet geslagen Kom,. Laten we samen op weg gaan.”

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *